Een kind krijgen wat anders is, dat is zo wennen. Hoe belangrijk is het om te ervaren, ook al is het maar even, dat je niet alleen bent.
Toen mijn dochter twaalf jaar geleden werd geboren wist ik niets van downsyndroom. Enkel angstaanjagende beelden domineerden mijn hoofd, bepaalde mijn gevoel en verlamde mijn leven op dat moment. Álles voedde mij met angst.
Weggestopt
Cliché, maar de beelden op televisie van de Jostiband waren mijn referentiekader. Ook het zusje van mijn oma in een tehuis, de neef van een vriendin achterin de woonkamer en een groot kind op de stoep met een fantasieloos kapsel; dat waren wel zo’n beetje de keren dat ik iemand met downsyndroom in het echt had gezien. Ze deden niet mee in gesprekken en waren zichtbaar op de achtergrond. Ze voelden weggestopt. Zag zo de toekomst eruit voor mijn pasgeboren kind?
Liever luisteren? Hier hoor je de voorgelezen tekst.
De beelden in mijn hoofd kwamen niet alleen door wat ik in mijn omgeving zag. Mensen om me heen waren vooral bezig met mij te informeren. ‘Heb je het boek Alle medische problemen op een rij al gelezen’ of ‘Hartproblemen worden vaak in het eerste levensjaar verholpen’ en ‘Borstvoeding is echt héél goed. Kom op, zet door!’
Mensen wilden me geruststellen: ‘Ken je die film van die jongen met down die naar de Universiteit gaat?’ en ‘Je weet in ieder geval zeker dat ze niet aan de drugs gaat.’
Allemaal advies, maar niemand vroeg wat ik ervan vond.
Speuren naar herkenning
Als ik even ons huis ontglipte, zocht ik altijd naar kinderen met hetzelfde. Zo fietste ik op een gewone herfstdag met grauwe lucht en regenachtig weer over een asfaltpaadje door het Wilhelminapark. De bomen langs de route hadden hun gekleurde bladeren gedeeltelijk verloren. Die lagen bezaaid op de grond. Bijna niemand was op straat. Door die vallende bladeren en regendruppels, zag ik een klein kind in de verte. Direct had hij mijn aandacht. Het jongetje waggelde een beetje. Hij zag er iets groter uit voor een kind dat pas net loopt en zijn blonde haar was kort. Langzaam en met ongecontroleerde bewegingen kwam hij vooruit. Zou het dan toch … ? Ik fietste voorbij en probeerde zo onopvallend mogelijk te kijken. Ik passeerde een niet-downsyndroom kind.
In het wild
Ander moment. Op een zondagmiddag samen met vriendin Charlotte in een buurtcafé in Utrecht. Het was er vol. Er werden bordspelletjes gespeeld en groepen vrienden waren bij elkaar om het weekeind te vieren. Wij vonden een plek voor twee in een donkere hoek, vlak naast de wc. Samen kletsten we, dronken koffie, keken rond en bestelden voor de tweede keer taart. En daar was zij. Aan een tafel voor het raam, samen met haar ouders en zus, zat een meisje met downsyndroom. Zomaar in het wild. Dit mooie meisje zat in een triptrap rustig te kleuren. Bij het vallen van de stift, raapte haar zus deze op en kleurde ze verder.
M’n ogen kon ik bijna niet van haar afhouden. Niet alleen zag ik hier een kind waar ik naar op zoek was, ik zag vooral een geruststellend tafereel.